Hilde van Susante vertrok een aantal maanden geleden voor Tweega naar Sengerema Hospital in Tanzania. Ze kende het ziekenhuis al uit haar co-assistententijd en is nu terug als tropenarts. Hieronder een stuk van haar blog.
“Met Harusha ben ik het weekend aan het inluiden met een biertje. We hebben de vrijdagmiddag/avond borrel van vier jaar geleden weer in ere hersteld, Harusha was het nog niet vergeten en liet zijn herkenbare bulderende lach horen toe ik vroeg of hij vanavond zin had om een borrel drinken om het weekend te beginnen.
We zitten stoom af te blazen, ik wat meer dan Harusha die al een aantal jaren gewend is aan de gillend drukke verloskamers in Sengerema. Sterker nog, hij deed een aantal jaren geleden samen met Marie José en een aantal AMO’s (assistant medical officer, soort HBO dokter) alle diensten. Een pittige job dus, al zijn het aantal bevallingen en met name het aantal gecompliceerde bevallingen wel toegenomen liet Marie José me vanmiddag weten. Ik zat vanmiddag met haar even bij te praten na de ‘sectio trein’ (sectio=keizersnede) die we hadden weggewerkt de afgelopen 38 uur. We waren gisteren begonnen aan een drukke dagdienst waarin het aantal gecompliceerde bevallingen maar bleef binnenstromen en we sectio na sectio stonden te doen. Daar is de nachtdienst de nacht mee doorgegaan en ik trof vanmorgen wederom een volle chaotische verloskamer met allemaal gecompliceerde bevallingen die voor een groot deel zijn geëindigd in een sectio. Aan het eind van de middag was zo ongeveer iedereen wel bevallen en konden we weer rustig ademhalen. Ik plof neer bij Marie José op kantoor en we praten wat na. Ik kijk terug op de mijn eerste week verloskamers. Ik heb meer pathologie gezien dan in een jaar gynaecologie in het Amstelland. ‘Welcome in Africa’ grinnikte Scola, een van de nurses van de verloskamers, terwijl ze de vierde patiënt van die ochtend klaarmaakte om naar de OK te gaan. Ik ben inderdaad wel echt geland in Afrika nu. Ik ben in het diepe gesprongen, gelukkig kan ik goed zwemmen, al heb ik toch ook af en toe het gevoel dat ik verdrink. Gelukkig wordt er af en toe een hand uitgestoken door Marie José of één van mijn andere collega’s en kom ik weer boven water. Wanhopig kwam ik gisteren een van mijn vrienden tegen op de verloskamer. Hij is anesthesist en die had ik op dat moment precies nodig voor mijn bloedende patiënt waarvoor ik een spoedsectio wilde doen. Ik leek echter de enige die veel haast had en ik kon mijn ongeduld niet meer onderdrukken. Ik was mijn verpleegkundige kwijt geraakt aan een bevalling van een tweeling die op hetzelfde moment plaatsvond. Wanhopig keek ik hem aan: je moet me helpen, help me nu en help me hoe ik hier in godsnaam aan gewend kan raken. Hij liet me drie keer ademhalen, regelde een collega omdat hij nachtdienst had gehad en sprak me bemoedigend toe dat het goed zou komen, echt. Het kwam gedeeltelijk goed, moeder overleefde, kind niet.
Aan de ene kant wil me aanpassen aan de werkomstandigheden, aan de andere kant wil ik niet gewend raken aan dit personeelstekort en de hoge perinatale sterfte. Ik wil niet wennen en over een paar weken niets meer voelen als er weer een kindje dood geboren wordt. ’s Avonds bedenk ik me hoe ik deze dubbele gevoelens een plek ga geven. Ik wil me aanpassen, gewend raken, maar niet aan alles en afstompen zoals ik bij sommige collega’s zie gebeuren. Er komt een project van de twee gynaecologen om de foetale bewaking tijdens de bevalling te verbeteren. Dit moet echter gepaard gaan met meer personeel verwacht ik. Enfin, daar ga ik natuurlijk in een week niets aan veranderen, dus eerst nu maar uitrusten in het weekend zodat ik er volgende week weer tegenaan kan. Harusha en ik proosten op mijn terugkeer, ik glimlach en prijs me gelukkig hier in Sengerema.”