We waren er al helemaal klaar voor. Steriele overjassen en handschoenen aan, spatbril op. Ik wilde net het operatiegebied schoonmaken. Een ruptured ectopic pregnancy. De patiënte van 25 jaar was even ervoor opgenomen nadat ze pijn bleef houden na een curettage in een gezondheidscentrum een paar dagen eerder. Met een echo was de diagnose gemakkelijk te bevestigen en zowel de patiënte als haar aanwezige schoonmoeder stemde toe met een operatie en had het toestemmingsformulier met een vingerafdruk ondertekend. De operatiekamer was vrij en we besloten direct te opereren. Haar man, die buiten het ziekenhuis een sigaretje was gaan roken, zou er snel zijn. Het duurde langer dan gedacht, maar hij kwam inderdaad terug en stond voor het raam van de operatiekamer in het Swahili te schreeuwen: ‘Asipasuliwe!’: ze moet niet geopereerd worden! En in een mooie mengeling van Engels en de lokale taal herhaalde hij zijn boodschap nog maar eens: ‘Ndoho operesheni!’ Het hart van de patiënte wist er nog 20 extra slagen per minuut uit te persen, boven op de toch al niet geringe 130.
Als ze van haar man niet geopereerd mocht worden, wilde ze de operatie toch maar niet. Dat leek ons geen goed plan, en terwijl de assistente en ik met onze steriele handen over elkaar stonden te wachten, probeerden de medisch directeur en de moeder overste annex hoofdverpleegkundige aan de andere kant van het raam op de man in te praten. Hij hield voet bij stuk: zijn vrouw had last van kwade geesten, en daar zou een operatie niets aan veranderen. Argumenten haalden niets uit, dus werd afgesproken dat er betaald moest worden voor de spullen die al gebruikt waren, maar dat ze daarna naar huis konden.
Mijn collega’s accepteerden het: eigen verantwoordelijkheid; het gebeurt vaker dat mensen (een dure) behandeling weigerden. Voor mij was dat minder gemakkelijk. Waarom had ik niet even gewacht tot die man terug was, voordat we besloten te opereren? Ik werk hier al lang in het kleine plattelandsziekenhuis in Centraal-Tanzania. Na tweeënhalf jaar werken met de Sukuma-stam had ik wel kunnen bedenken dat er eerst met de man gesproken moet worden voor er iets beslist kan worden. Maar aan de andere kant: waarom had de man zijn vrouw naar het ziekenhuis gebracht, als hij toch niet naar de dokters wilde luisteren? Was direct naar een witchdoctor gegaan en had haar daar laten creperen, dan had ik er tenminste geen weet van! En waarom hebben vrouwen hier nog steeds niets te zeggen? Is er dan niks veranderd in vijftig jaar onafhankelijkheid en na evenzoveel jaren ontwikkelingshulp? Ik bedacht me dat ik die man over een week op zou zoeken en… ja, en wat eigenlijk?
Dat hoefde ik niet meer te bedenken, want de vrouw viel op dat moment op de grond. Of het kwam door de emotie of door het bloedverlies, weet ik niet. Toen ze wakker was, keek ze niet naar haar man, maar richtte zich tot ons. ‘Luister niet naar hem, ík ben ziek en ík wil geopereerd worden.’ De hoofdarts en verpleegkundige, nog steeds nijdig, hoorden het niet, maar in alle consternatie nam ik snel de patiënt mee terug de operatiekamer in.
Na het zien van bijna twee liter bloed en stolsels accepteerde de man dat er geen kwade geesten in het spel waren en was hij blij dat zijn vrouw beter werd. Gelukkig maar, want in alle hectiek had ik al aangeboden met de vrouw te trouwen als haar man haar om dit alles zou verlaten.
Rob Mooij